Ordening

Last updated over 7 years ago
30 questions
Note from the author:
Toets ordening 1e klas
1

Dierlijke cellen hebben een celwand.

1

Cellen van schimmels hebben een kern.

1

Als een cel bladgroenkorrels heeft, dan weet je zeker dat dit een plantencel is.

1

Als een cel geen celkern heeft, dan weet je zeker dat dit een cel is van een bacterie.

1

Dierlijke cellen hebben een rechthoekige vorm.

1

De cellen van schimmels en bacterien zijn precies hetzelfde.

1

Alle planten hebben bloemen.

1

Zaadplanten planten zich voort door sporen.

1

Sporenplanten kunnen stengels hebben.

1

Wieren zijn planten zonder bladgroenkorrels in hun cellen.

1

Sporenplanten kunnen wortels hebben.

1

Wieren gebruiken zaden om zich voort te planten.

1

Zoogdieren zijn een voorbeeld van een afdeling van de dieren.

1

Als een dier tweezijdig symmetrisch is, dan weet je zeker dat dat dier een wervelkolom heeft.

1

Kreeften en wespen behoren tot dezelfde afdeling.

1

Een zeester is veelzijdig symmetrisch.

1

Sponzen zijn dieren.

1

Een skelet van dieren hoeft niet per se uit botten te bestaan.

1

Geleedpotigen hebben altijd 6 poten

1

Alle geleedpotigen zijn insecten.

1

Spinachtigen zijn een klasse van de geleedpotigen.

1

Geleedpotigen hebben altijd een uitwendig skelet.

1

De geleedpotigen worden onderverdeeld in 4 klassen.

1

Op een geleedpotig dier kan je wel op 3 of 4 manieren een spiegeltje plaatsen en dan ziet hij er nog hetzelfde uit.

1

Gewervelden die geen eieren leggen zijn altijd zoogdieren.

1

Er zijn verschillende manieren waarop gewervelden ademhalen.

1

Sommige gewervelden hebben een uitwendig skelet.

1

Vogels hebben haren.

1

Amfibieen hebben 1 manier van ademhalen.

1

Vissen leggen eieren zonder schaal.