VWO 6 repetitie fotosynthese nectar hfst 21

Last updated almost 7 years ago
18 questions
1

📷

2p. 1. Bron 1.

In bron 1 zie je een dwarsdoorsnede van een jonge wortel.
2p 1a Welke cel behoort of welke cellen behoren bij de endodermis?

1

Twee waterstromen P en Q gaan door de wortel. Daarover doen Eva en Marije een uitspraak.
Eva: ‘In zowel waterstroom P als waterstroom Q bevinden zich allerlei ionen. De concentraties van deze ionen zijn gelijk aan de concentraties ionen in het bodemwater.’
Marije: ‘De energie die nodig is voor zowel waterstroom P als voor waterstroom Q, wordt geleverd door cellen in de centrale cilinder (cel 5).’
Wie doet of doen een juiste uitspraak?

1

Jason zet twee planten bij een luchttemperatuur van 20 °C. Beide planten worden constant belicht. Plant A staat bij een bodemtemperatuur van 5 °C. Een vergelijkbare plant B staat bij een bodemtemperatuur van 15 °C. De planten hebben geen watergebrek.
Jason meet de snelheid van het watertransport in de stengels van de planten gedurende een aantal uren.
Wat is het meest waarschijnlijke resultaat (bron 2)?

1

Juist of onjuist?
Door een aantal oorzaken verandert de wateropname van een plant. Dit gebeurt

1

Wat is de drijvende kracht van het watertransport in een boom in het voorjaar?

1

Een aardappelplant transporteert via zijn bastvaten suiker (sacharose) van de bladeren (source) naar de groeiende aardappel (sink).
Waardoor komt het transport in de bastvaten tot stand?

1

In de cellen van de aardappel wordt sacharose gesplitst in twee monosachariden. Uit deze monosachariden kan een plant zetmeel (een polysacharide) maken. Voordat dit laatste proces plaatsvindt, wordt één van beide monosachariden eerst omgezet.
Welke monosacharide wordt omgezet? Welke monosacharide ontstaat?

1


Midden in de zomer kan de sapstroom in de bastvaten in een boom naar boven gericht zijn (P) of naar beneden (Q).
welke is of zijn juist?

1

Het coënzym NADP+ is onmisbaar bij fotosynthese. Welke functie heeft dit coënzym?

1

Van geïsoleerde chloroplasten die zich in water bevinden, wordt onder verschillende omstandigheden nagegaan of zij in staat zijn glucose en/of zuurstof te vormen.
Omstandigheden bij experiment 1: in het licht, met toevoeging van NADPH en ATP
Omstandigheden bij experiment 2: in het licht, zonder extra toevoeging
Omstandigheden bij experiment 3: in het donker, met toevoeging van NADPH en ATP
In alle gevallen is koolstofdioxide aanwezig.
Bij welk(e) experiment(en) kan glucose gevormd worden en bij welk(e) zuurstof?
Respectievelijk

1

Een kiemplantje van een eik wordt in een oplossing met voedingszouten geplaatst. Na een jaar is de plant 200 g zwaarder geworden. In die tijd heeft ze 2 g zouten opgenomen.
Hoeveel water en koolstofdioxide heeft de plant samen opgenomen?
Is er water gebruikt bij de celgroei?

1

Men meet de zuurstofgasproductie van een bonenplant bij toenemende lichtintensiteit. De gevonden waarden worden uitgezet in een diagram:


Hierna verricht men dezelfde serie metingen, maar bij een hoger koolstofdioxidegehalte van de lucht.
Tenslotte wordt een derde serie metingen uitgevoerd, waarbij de plant nu alleen meer water krijgt toegediend.
Alle andere omstandigheden worden bij de proeven steeds constant gehouden.
Waar zal punt P (snijpunt van de curve met de X-as) bij de verschillende metingen komen te liggen?

Tweede serie metingen met alleen een hoger koolstofdioxidegehalte Derde serie metingen met alleen meer water

1

Het fotosyntheseproces kan geheel verlopen in een vloeistof met geïsoleerde chloroplasten.
Is het mogelijk dat bij ontbreken van CO2 toch nog enige productie van zuurstofgas en/of ATP plaatsvindt

Productie van zuurstofgas Productie van ATP

1

Wat kunnen eindproducten zijn van de lichtreacties?

1

Iemand wil de invloed van de CO2-concentratie op de snelheid van de fotosynthese onderzoeken. Hij doet dit door bij een groene waterplant de zuurstofgasproductie te meten, terwijl de CO2-concentratie in het water wordt gevarieerd. Alle andere factoren die van invloed kunnen zijn op de fotosynthese, houdt hij constant.
Het resultaat van zijn onderzoek is weergegeven in onderstaand diagram:

1

Tijdens het fotosyntheseproces wordt CO2 gebruikt voor de synthese van sachariden in

1

Hoeveel maal moet de Calvincyclus worden doorlopen voor de productie van 1 molecule glucose?

1

Een onderzoeker wil gegevens verzamelen over de fotosynthese in een meer van vier meter diep. Daartoe neemt hij watermonsters van de volgende plaatsen:
In traject P: diepte 0 – 1m
In traject Q: diepte 1 – 2 m
In traject R: diepte 2 – 3 m
In traject S: diepte 3 – 4 m
Van ieder watermonster bepaalt hij de zuurstofconcentratie. Hij gebruikt hiervoor steeds een deel van elk watermonster. Hij beschouwt de verkregen meetgegevens als de gemiddelde zuurstofconcentraties van de gekozen trajecten. Met de rest van ieder watermonster vult hij steeds tweee flessen tot de rand. Vervolgens sluit hij de flessen af. De wand van de ene fles van elk paar laat onbelemmerd licht door, de wand van de andere fles is ondoordringbaar voor licht.
Daarna maakt hij de flessen vast aan een drijver en laat ze in het meer zakken tot op de diepte waarop het monster dat erin zit, is opgenomen (zie afbeelding bron 7).
Een etmaal later haalt hij de flessen op. Hij bepaalt opnieuw de zuurstofconcentraties, op grond van de resultaten van deze bepalingen stelt hij tabel 1 samen.



In welk of in welke van de trajecten P, Q, R en S in dit meer vindt fotosynthese plaats?