Formatieve toets chapitre 1 cloned 10/30/2019
star
star
star
star
star
Last updated about 6 years ago
43 questions
Note from the author:
Formatieve toets chapitre 1 AR
1
Vertaal het onderstreepte woord. Paris, c'est une ville magnifique
Vertaal het onderstreepte woord. Paris, c'est une ville magnifique
1
Vertaal het onderstreepte woord. Maintenant, elle est au manège.
Vertaal het onderstreepte woord. Maintenant, elle est au manège.
1
Vertaal het onderstreepte woord. Le manège est à Saint-Dénis. C'est près de Paris.
Vertaal het onderstreepte woord. Le manège est à Saint-Dénis. C'est près de Paris.
1
Vertaal het onderstreepte woord. Elle a un cheval. Il s'appelle Prince.
Vertaal het onderstreepte woord. Elle a un cheval. Il s'appelle Prince.
1
Vertaal het onderstreepte woord. Il est blanc. Il est beau.
Vertaal het onderstreepte woord. Il est blanc. Il est beau.
1
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. Salut. Je suis (de broer) ....de Marine.
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. Salut. Je suis (de broer) ....de Marine.
1
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. Je suis un copain (van)... Bastien.
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. Je suis un copain (van)... Bastien.
1
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. J'aime (werken) .....au camping de Bastien.
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. J'aime (werken) .....au camping de Bastien.
1
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. Les parents de Bastien sont (heel erg)...gentils.
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. Les parents de Bastien sont (heel erg)...gentils.
1
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. La soeur de Bastien est (ook)... gentille.
Vertaal de woorden tussen haakjes in het Frans. La soeur de Bastien est (ook)... gentille.
1
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. Nous......en vacances.
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. Nous......en vacances.
1
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. On.......en Camargue.
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. On.......en Camargue.
1
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. C'.......... beau.
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. C'.......... beau.
1
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. Mes parents ....dans la caravane.
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. Mes parents ....dans la caravane.
1
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. Et moi, je........dans la tente.
Vul de juiste vorm van het werkwoord être (zijn) in. Et moi, je........dans la tente.
1
Vul in: le, la, l'of les. J'ai un ordinateur. ........ ordinateur est beau.
Vul in: le, la, l'of les. J'ai un ordinateur. ........ ordinateur est beau.
1
Vul in: le, la, l'of les. Il y a des chevaux. ......chevaux sont calmes.
Vul in: le, la, l'of les. Il y a des chevaux. ......chevaux sont calmes.
1
Vul in: le, la, l'of les. C'est un parc naturel. .....parc est immense.
Vul in: le, la, l'of les. C'est un parc naturel. .....parc est immense.
1
Vul in: le, la, l'of les. J'ai une piscine. .....piscine est bleue.
Vul in: le, la, l'of les. J'ai une piscine. .....piscine est bleue.
1
Vul in: le, la, l'of les. C'est une école. ......école est en ville.
Vul in: le, la, l'of les. C'est une école. ......école est en ville.
1
Schrijf het getal in cijfers op. trois
Schrijf het getal in cijfers op. trois
1
Schrijf het getal in cijfers op. sept
Schrijf het getal in cijfers op. sept
1
Schrijf het getal in cijfers op. onze
Schrijf het getal in cijfers op. onze
1
Schrijf het getal in cijfers op. seize
Schrijf het getal in cijfers op. seize
1
Schrijf het getal in cijfers op. vingt
Schrijf het getal in cijfers op. vingt
1
Vertaal de zinnen in het Frans. Hoe oud ben je?
Vertaal de zinnen in het Frans. Hoe oud ben je?
1
Vertaal de zinnen in het Frans. Ik ben dertien.
Vertaal de zinnen in het Frans. Ik ben dertien.
1
Vertaal de zinnen in het Frans. Spreek je Frans?
Vertaal de zinnen in het Frans. Spreek je Frans?
1
Vertaal de zinnen in het Frans. Ja, een klein beetje.
Vertaal de zinnen in het Frans. Ja, een klein beetje.
1
Welke vraag hoort bij het antwoord? (denk aan het vraagteken!) Ça va bien.
Welke vraag hoort bij het antwoord? (denk aan het vraagteken!) Ça va bien.
1
Welke vraag hoort bij het antwoord? (denk aan het vraagteken!) Je m'appelle Thomas.
Welke vraag hoort bij het antwoord? (denk aan het vraagteken!) Je m'appelle Thomas.
1
Welke vraag hoort bij het antwoord? (denk aan het vraagteken!) J'habite à Bussum.
Welke vraag hoort bij het antwoord? (denk aan het vraagteken!) J'habite à Bussum.
1
Welke vraag hoort bij het antwoord? (denk aan het vraagteken!) Je suis français.
Welke vraag hoort bij het antwoord? (denk aan het vraagteken!) Je suis français.
1
Wat zeg je in het Frans als je iets niet begrijpt?
Wat zeg je in het Frans als je iets niet begrijpt?
1
Wat zeg je in het Frans als je van iemand afscheid neemt?
Wat zeg je in het Frans als je van iemand afscheid neemt?
1
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Beantwoorde vraag: Hugo is op vakantie in........?
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Beantwoorde vraag: Hugo is op vakantie in........?
1
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Beantwoorde vraag: Louise is op vakantie in......?
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Beantwoorde vraag: Louise is op vakantie in......?
1
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Beantwoorde vraag: Marine is op vakantie in......?
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Beantwoorde vraag: Marine is op vakantie in......?
1
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Heeft warm weer tijdens de vakantie.
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Heeft warm weer tijdens de vakantie.
1
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Neemt foto's.
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Neemt foto's.
1
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Heeft een vriendin die er al vier jaar woont.
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Heeft een vriendin die er al vier jaar woont.
1
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Spreekt veel Engels.
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Spreekt veel Engels.
1
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Is met familie op vakantie.
Lees de tekst hierboven met de titel Tu es en vacances? Vul de juiste naam in. Is met familie op vakantie.