In regels 20-21 wordt gesproken van “Het fenomeen”.
Wat wordt daarmee bedoeld?
1 point
1
Question 2
2.
Tekst 1 kan worden onderverdeeld in vier delen. Deze achtereenvolgende delen kunnen van de volgende kopjes worden voorzien: ,
Deel 1: Uitleg van fomo
Deel 2: Verklaringen voor fomo en de rol van sociale media daarin
Deel 3: Beter leren omgaan met fomo en sociale media
Deel 4: Belofte
Bij welke alinea begint deel 2?
1 point
1
Question 3
3.
Bij welke alinea begint deel 3?
1 point
1
Question 4
4.
“In het JWT-onderzoek gaf bijna twee derde van de ondervraagden aan op Facebook en Twitter aan imagebuilding te doen.” (regels 102-105)
Waartoe leidt volgens Sherry Turkle deze imagebuilding uiteindelijk?
1 point
1
Question 5
5.
“Ik denk zelfs dat we jaloers zijn op onze eigen online identiteit.” (regels 135-137)
Hoe komt het dat we jaloers zijn op onze eigen online identiteit? Baseer je antwoord op de alinea’s 4 en 5.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
1 point
1
Question 6
6.
In tekst 1 wordt de vergelijking gemaakt met een kale kerstboom (regels 151-152).
Geef aan waar een ‘kale kerstboom’ symbool voor staat, volgens tekst 1. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
1 point
1
Question 7
7.
We ontlenen volgens Brouwer waarde aan ons profiel op sociale netwerken: “Die waarde is echter van korte duur.” (regels 162-163), zegt hij.
Hoe komt het volgens Brouwer dat die waarde van korte duur is?
2 points
2
Question 8
8.
“We hebben dus steeds nieuwe versieringen nodig.” (regels 166-168)
Wat is volgens alinea 5 een positief gevolg en wat is een negatief gevolg van deze voortdurende behoefte aan nieuwe versieringen?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
1 point
1
Question 9
9.
“‘Er is steeds meer informatie beschikbaar, maar tegelijkertijd zijn we steeds slechter geïnformeerd”. (regels 191-194)
Wat is volgens de tekst de belangrijkste oorzaak voor dit verschijnsel?
3 points
3
Question 10
10.
De deskundigen Paul Zak en Sherry Turkle geven in alinea 7 ieder een eigen opvatting over fomo als een mogelijke verslaving. Hieronder staat in een schema een onvolledige samenvatting van hun opvattingen.
Vul het schema aan. Neem de nummers over en schrijf je antwoord achter de nummers. Zorg dat er correcte zinnen ontstaan en gebruik voor je antwoord niet meer dan 60 woorden.
2 points
2
Question 11
11.
De auteur van tekst 1 legt zichzelf een bepaalde beperking op. De auteur van tekstfragment 1 doet dat ook. Deze beperkingen lijken bedoeld om de nadelige invloeden van fomo te verminderen.
Welke auteur laat al doorschemeren dat die zelf opgelegde beperking moeilijk te handhaven zal zijn? Ondersteun je antwoord door een zin te citeren uit tekstfragment 1 of de laatste alinea van tekst 1 waaruit dit blijkt.
2 points
2
Question 12
12.
Wat is de hoofdgedachte van tekst 1?
1 point
1
Question 13
13.
Tekst 2 Stappen in je woonkamer
Alinea 2 bevat een constatering, gevolgd door een uitwerking.
Van welk type uitwerking is sprake in alinea 2?
Er is sprake van een uitwerking op basis van
1 point
1
Question 14
14.
In alinea 3 wordt gebruik gemaakt van het argumentatieschema op basis van autoriteit.
Leg uit waar dit uit blijkt. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden.
2 points
2
Question 15
15.
“Een sterkere aanwijzing voor de populariteit van thuisblijven is de weergave van uitgaan in populaire cultuur.” (regels 45-47) Een kritisch lezer kan een van de volgende drogredenen vinden in de redenering in deze alinea: cirkelredenering, overhaaste generalisatie, persoonlijke aanval, vals dilemma of vertekenen van een standpunt.
Noem de drogreden en leg uit wat er niet zou kloppen in de argumentatie. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
1 point
1
Question 16
16.
Vanaf alinea 7 geeft de tekst drie algemene verklaringen voor de toenemende populariteit van thuisblijven.
Noteer die algemene verklaringen en nummer ze. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 50 woorden.
3 points
3
Question 17
17.
“Het grootste risico dat je loopt, schrijft Young, is dat je bezorgde eten klef is of dat die ene aflevering tegenvalt.” (regels 111-114)
Met welk woord kan de gevoelswaarde die uit dit citaat van Young spreekt, het best omschreven worden?
1 point
1
Question 18
18.
Hoe is alinea 9 het best te typeren? als een alinea waarin
1 point
1
Question 19
19.
“Jaar van schrijven: 1987.” (regel 138)
Welk verschijnsel uit alinea 9 wordt met de slotzin van tekst 2 onderbouwd?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
2 points
2
Question 20
20.
Welke omschrijving verwoordt het best de hoofdgedachte van tekst 2?
2 points
2
Question 21
21.
Tekst 1 en 2 Overkoepelende vragen
In tekst 2 gebruiken mensen sociale media met een ander doel dan in tekst 1.
Wat is het doel in tekst 1 en wat in tekst 2?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
2 points
2
Question 22
22.
“‘De mens is een kuddedier en dat heeft sociale implicaties’, zegt Jaap van Ginneken, massapsycholoog en schrijver van Het enthousiasmevirus.” in tekst 1 (regels 63-66)
Past de thuisblijftrend uit tekst 2 wel of niet in de theorie van Jaap van Ginneken? Leg uit waarom.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
1 point
1
Question 23
23.
In alinea 2 van tekst 2 wordt besproken dat mensen bepaalde foto’s via sociale media delen.
Welke deskundige uit tekst 1 verklaart het best waarom mensen de neiging zouden hebben tot het delen van foto’s?
2 points
2
Question 24
24.
Tekst 3 Vermijdbare risico’s?
Tekst 3 wordt vooral in het begin gekenmerkt door een spottende toon. Dat blijkt uit woordgroepen als: “verdraaid goed nieuws” (regel 1), “naast een uitstekend scrabblewoord” (regels 8-9) en “een voxpopje bij met blije sportschoolsenioren” (regels 17-18).
Citeer uit de alinea’s 2 en 3 vier andere voorbeelden van woorden of woordgroepen die qua toon in dit rijtje passen.
4 points
4
Question 25
25.
In de alinea’s 1 en 2 wordt het resultaat van een onderzoek genoemd en wordt besproken welke gegevens tot dit resultaat leidden.
Vat het resultaat en de gegevens die daartoe leidden samen. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 55 woorden.
2 points
2
Question 26
26.
Formuleer het centrale standpunt van de tekst. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden.
1 point
1
Question 27
27.
In de alinea’s 4 en 5 wordt gebruikgemaakt van argumentatie op basis van voorbeelden.
Welk type argumentatieschema wordt in de alinea’s 4 en 5 nog meer gebruikt?
Er wordt ook gebruikgemaakt van argumentatie op basis van
1 point
1
Question 28
28.
“Bovendien is opwaartse mobiliteit niet per se gratis of gezond”. (regels 97-98)
Leg uit waardoor volgens alinea 7 opwaartse mobiliteit niet per se gratis is.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.
1 point
1
Question 29
29.
Waarom zou het volgens tekst 3 bezwaarlijk zijn om steeds meer zaken als leefstijl te beschouwen? Dat is bezwaarlijk omdat
2 points
2
Question 30
30.
In tekstfragment 2 wordt een mogelijke verklaring geopperd voor het minder optreden van dementie, die niet voorkomt in tekst 3.
Leg uit wat die mogelijke verklaring inhoudt. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.
2 points
2
Question 31
31.
Tekst 3 en tekstfragment 2 verschillen van elkaar wat betreft de mogelijkheid om dementie te voorkomen.
Leg uit wat dat verschil tussen tekst 3 en tekstfragment 2 inhoudt. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 50 woorden.
2 points
2
Question 32
32.
Hieronder staan zes zinnen die gebaseerd zijn op tekst 3:
1 Opleidingsniveau is geen leefstijl die je kunt kiezen.
2 Niet iedereen heeft de capaciteiten om een hoge opleiding te volgen.
3 Mensen betalen ook een verschillende prijs voor opwaartse mobiliteit.
4 Een hoge opleiding voor kansarmen bleek in de VS tot een veroudering in het DNA te leiden.
5 Je hebt minder invloed op het tegengaan van dementie dan uit het nieuws blijkt.
6 Daarnaast is ook niet elke ziekte te voorkomen.
Welke drie zinnen moet je in ieder geval opnemen in een korte samenvatting van tekst 3?
Noteer de nummers van je antwoord (met een komma ertussen).
1 point
1
Question 33
33.
Tekst 4 Beetje inkomensverlies?
“Als je een uitgeklede werkeloosheidsuitkering krijgt met 70 procent van het minimumloon, ja, dan mag je piepen.” (regels 4-7)
Waarom mag je in dit geval wél klagen, volgens de tekst? Baseer je antwoord op alinea 1 van tekst 4. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
1 point
1
Question 34
34.
“Er was geen massaal protest tegen het korten op de ontwikkelingshulp.” (regels 13-15)
Formuleer in eigen woorden wat met dit voorbeeld wordt geïllustreerd. Baseer je antwoord op alinea 1.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
1 point
1
Question 35
35.
In alinea 2 wordt het standpunt van de tekst gepresenteerd dat in het vervolg van de tekst beargumenteerd wordt.
Formuleer dit standpunt in eigen woorden. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
1 point
1
Question 36
36.
In alinea 4 wordt een argument gegeven om niet te bezuinigen op de wetenschap.
Wat is dat argument?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 10 woorden.
1 point
1
Question 37
37.
“zeker als je ziet hoe goed Nederlandse wetenschappers het in de wereld doen.” (regels 58-60)
Wat is de functie van dit zinsdeel ten opzichte van de rest van de zin?
1 point
1
Question 38
38.
Welk van de onderstaande beschrijvingen geeft de functie van alinea 5 ten opzichte van de alinea’s 2 tot en met 4 het best weer? Alinea 5 bevat een
2 points
2
Question 39
39.
Welke van onderstaande uitspraken geeft de hoofdgedachte van tekst 4 het best weer?