8.1+ 8.3 - Les 2
star
star
star
star
star
Last updated over 5 years ago
11 questions
1
Op een voorwerp werken twee krachten: F1 = 25 N en F2 = 35 N.Bereken de nettokracht van F1 en F2 als beide krachten naar links wijzen.
Op een voorwerp werken twee krachten: F1 = 25 N en F2 = 35 N.
Bereken de nettokracht van F1 en F2 als beide krachten naar links wijzen.
1
Op een voorwerp werken twee krachten: F1 = 25 N en F2 = 35 N.Bereken de nettokracht als F1 naar links werkt en F2 naar rechts.
Op een voorwerp werken twee krachten: F1 = 25 N en F2 = 35 N.
Bereken de nettokracht als F1 naar links werkt en F2 naar rechts.
1
Op een voorwerp werken twee krachten: F1 = 25 N en F2 = 35 N.Bereken de nettokracht als F1 naar rechts werkt en F2 naar links.
Op een voorwerp werken twee krachten: F1 = 25 N en F2 = 35 N.
Bereken de nettokracht als F1 naar rechts werkt en F2 naar links.
1
Op een voorwerp werken twee krachten: F1 = 25 N en F2 = 35 N.Teken hier onder de drie situaties. Geef daarbij de netto kracht een andere kleur.
Op een voorwerp werken twee krachten: F1 = 25 N en F2 = 35 N.
Teken hier onder de drie situaties. Geef daarbij de netto kracht een andere kleur.
1
In de onderstaande situaties raakt te kist niet van zijn plek. De snelheid blijft dus constant op 0 m/s. Teken in beide situaties het krachtenspel dat er plaats moet vinden (denk daarbij aan de tekenregels). Geef ook aan hoe groot Fnetto moet zijn in beide situaties.
In de onderstaande situaties raakt te kist niet van zijn plek. De snelheid blijft dus constant op 0 m/s.
Teken in beide situaties het krachtenspel dat er plaats moet vinden (denk daarbij aan de tekenregels).
Geef ook aan hoe groot Fnetto moet zijn in beide situaties.
1
Een schommel met een plankje waarop een zwaartekracht van 40 N werkt, hangt aan twee touwen. Teken in de juiste verhouding alle krachten die op het plankje werken. Geef de schaal aan en zet bij elke krachtpijl de naam en de grootte van de kracht.Tip: het zijn meer dan 2 krachten.
Een schommel met een plankje waarop een zwaartekracht van 40 N werkt, hangt aan twee touwen. Teken in de juiste verhouding alle krachten die op het plankje werken.
Geef de schaal aan en zet bij elke krachtpijl de naam en de grootte van de kracht.
Tip: het zijn meer dan 2 krachten.
1
Bereken in twee significante cijfers de zwaartekracht op een massa van 50 kg.
Bereken in twee significante cijfers de zwaartekracht op een massa van 50 kg.
1
Bereken in twee significante cijfers de zwaartekracht op een massa van 2,3 kg.
Bereken in twee significante cijfers de zwaartekracht op een massa van 2,3 kg.
1
Bereken in twee significante cijfers de zwaartekracht op een massa van 800 g.
Bereken in twee significante cijfers de zwaartekracht op een massa van 800 g.
1
Bereken in twee significante cijfers de massa bij een zwaartekracht van 17 N.
Bereken in twee significante cijfers de massa bij een zwaartekracht van 17 N.
1
Bereken in twee significante cijfers de massa bij een zwaartekracht van 85 kN.
Bereken in twee significante cijfers de massa bij een zwaartekracht van 85 kN.