Afronding paragraaf 1 & 2 - Les 5

Last updated over 5 years ago
18 questions
Note from the author:
NEDERLands
Deze les bevat alle lesstof uit paragraaf 1 en 2 van het boek, maar kunnen volledig zonder boek gemaakt worden. Mocht je iets niet meteen begrijpen, dan kun je natuurlijk de uitleg in het boek eens lezen.
Deel 1

In paragraaf 8.1 (les 1) spraken we over de verschillende soorten krachten. Hebben we gezien dat we krachten konden tekenen en maakten we kennis met begrippen als massa, gewicht en zwaartekracht.

Hieronder volgen vragen over paragraaf 1.
1

Kies de juiste tekenregels waarmee we rekening dienen te houden bij het tekenen van krachten:

1

De jusite afkorting voor de grootheid massa ;

1

Massa meten we in de eenheid kg, de zwaartekracht meten we in:

1

De afkorting Fz staat voor:

1

De onderstaande antwoorden stellen een kracht voor:

1

Voor massa en gewicht gebruiken we de eenheid kg.

1

De zwaartekracht voor een voorwerp met een massa van 45 gram is:

1

Bij een krachtpijl van 5,6 cm staat geschreven dat het de normaalkracht is. De normaal kracht staat aangegeven als een kracht van 1234 N. De schaalverdeling die bij de sitatie past kan ik bereken door 1234 / 5,6. En is dus ongeveer 220 N per cm.

1

Gebruik het onderstaande plaatje voor de volgende opdrachten (10 & 11).

1

De kracht uit het plaatje hierboven (9) is:

1

Bepaal de schaalverderling voor de tekening hierboven (9), wanneer je weet dat de krachtpijl 789 N is:

1

De normaalkracht is de kracht die door een oppervlak wordt uitgeoefend op een voorwerp.

1

Je bent gewichtsloos wanneer er geen normaalkracht werkt.

Deel 2
In paragraaf 8.2 (les 3) spraken we over de veerkracht, de veerconstante en uitrekking.

Hieronder volgen vragen over paragraaf 2.
1

De veerkracht duiden we aan met de afkorting:

In de onderstaande opstelling zien we een elastiek hangen aan een statief (standaard). Aan de veer hangen 2 massablokjes. Deze opstelling heb je nodig voor het beantwoorden van de onderstaande vragen.
Wanneer we het elastiek gebruiken om te zien of deze een veerconstante heeft. Kunnen we in plaats van een berekening te maken ook een grafiek gebruiken. Deze grafiek moet dan een rechtevenredig verband hebben (zie eventueel pagina 190 van je boek).

Wanneer we deze grafiek willen maken gebruiken we de gegevens uit de onderstaande tabel:
1

Welke schets van de grafiek past het beste bij de tabel?

1

Aan de hand van de tabel (of bijhorende juiste grafiek) kan ik zien dat de elastiek een veerconstante heeft.

1

Je hebt drie verschillende veren A, B, en C. Iedere veer heeft een veerconstante. Je krijgt van de veren de volgende gegevens:
- Veer A rekt 4 cm uit bij een kracht van 20 N,
- Veer B is 17 cm lang en wordt 20 cm bij een kracht van 30 N.
- Veer C heeft 36 N nodig om 6 cm laner te worden.
Bereken de veerconstante van veer A + B + C.

Kies het best passende antwoord voor de stelling: De veerconstantes die horen bij de veren zijn als volgt:

1

Wanneer je bij de veerconstante telkens via de formule 📷 (veerconstante = kracht / uitrekking) hebt uitgerekend. Blijkt dat de veer met de grootste veerconstante is:

Hierbij zijn paragraaf 1 en 2 van hoofdstuk 8 krachten afgesloten.