Formatieve taaltoets MH1
star
star
star
star
star
Last updated over 5 years ago
30 questions
1
1. In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
1. In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
1
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De Nachtzoen is een mooi televisieprogramma.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De Nachtzoen is een mooi televisieprogramma.
1
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?Gisteren was er een zorgzame man te gast die werkt als medewerker in de daklozenopvang.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Gisteren was er een zorgzame man te gast die werkt als medewerker in de daklozenopvang.
1
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?De coronacrisis zorgt voor problemen en moedeloze mensen.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
De coronacrisis zorgt voor problemen en moedeloze mensen.
1
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?Helaas heeft zelfs de man geen positieve boodschap te vertellen.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Helaas heeft zelfs de man geen positieve boodschap te vertellen.
1
Vul een passend voorzetsel in.Mijn neefje denkt vaak dat er een monster […] zijn bed ligt.
Vul een passend voorzetsel in.
Mijn neefje denkt vaak dat er een monster […] zijn bed ligt.
1
Vul een passend voorzetsel in.Was jij vroeger ook zo bang […] monsters?
Vul een passend voorzetsel in.
Was jij vroeger ook zo bang […] monsters?
1
Welke woordsoort?Mijn oom gaat morgen op reis naar Groningen.
Welke woordsoort?
Mijn oom gaat morgen op reis naar Groningen.
1
Welke woordsoort?Michele heeft voor haar verjaardag een groot paasei gekregen.
Welke woordsoort?
Michele heeft voor haar verjaardag een groot paasei gekregen.
1
Welke woordsoort?Gevangenissen zijn potentiele broedplaatsen voor Corona.
Welke woordsoort?
Gevangenissen zijn potentiele broedplaatsen voor Corona.
1
Kies het juiste verwijswoord.Ik heb een nieuwe jurk gekocht. [Dat/Die] staat leuk in de zomer op het strand.
Kies het juiste verwijswoord.
Ik heb een nieuwe jurk gekocht. [Dat/Die] staat leuk in de zomer op het strand.
1
Kies het juiste verwijswoord.In dit park komen maar weinig mensen momenteel. Ik heb [haar/ze] geteld. Het zijn er tien.
Kies het juiste verwijswoord.
In dit park komen maar weinig mensen momenteel. Ik heb [haar/ze] geteld. Het zijn er tien.
1
Vul een verwijswoord in dat past op de puntjes.Wat heb jij een vieze kamer! […] moet nodig worden opgeruimd.
Vul een verwijswoord in dat past op de puntjes.
Wat heb jij een vieze kamer! […] moet nodig worden opgeruimd.
1
Vul een verwijswoord in dat past op de puntjes.Het jongetje […] te laat kwam, kreeg geen straf van zijn juf.
Vul een verwijswoord in dat past op de puntjes.
Het jongetje […] te laat kwam, kreeg geen straf van zijn juf.
1
Vul een verwijswoord in dat past op de puntjes.Bart is een lieve jongen, […] helpt je vast wel even.
Vul een verwijswoord in dat past op de puntjes.
Bart is een lieve jongen, […] helpt je vast wel even.
1
Liggen heeft te maken met:
Liggen heeft te maken met:
1
Noteer het werkwoord dat in de zin past. Kies uit: liggen, leggen, kennen en kunnen.Wij […] onze telefoons voor de les altijd in onze kluis.
Noteer het werkwoord dat in de zin past. Kies uit: liggen, leggen, kennen en kunnen.
Wij […] onze telefoons voor de les altijd in onze kluis.
1
Noteer het werkwoord dat in de zin past. Kies uit: liggen, leggen, kennen en kunnen.Die twee koeien […] samen in de wei te slapen.
Noteer het werkwoord dat in de zin past. Kies uit: liggen, leggen, kennen en kunnen.
Die twee koeien […] samen in de wei te slapen.
1
Noteer het werkwoord dat in de zin past. Kies uit: liggen, leggen, kennen en kunnen.[…] jullie de regels voor werkwoordspelling nog?
Noteer het werkwoord dat in de zin past. Kies uit: liggen, leggen, kennen en kunnen.
[…] jullie de regels voor werkwoordspelling nog?
1
Noteer het werkwoord dat in de zin past. Kies uit: liggen, leggen, kennen en kunnen.Alle jongens in onze klas […] tien of meer keer hooghouden.
Noteer het werkwoord dat in de zin past. Kies uit: liggen, leggen, kennen en kunnen.
Alle jongens in onze klas […] tien of meer keer hooghouden.
1
Een zwak werkwoord verandert in de verleden tijd van klank.
Een zwak werkwoord verandert in de verleden tijd van klank.
1
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
lachen Haar broer en zus […] om haar 1-aprilgrap.
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
lachen
Haar broer en zus […] om haar 1-aprilgrap.
1
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
scoren Willem […] het winnende doelpunt.
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
scoren
Willem […] het winnende doelpunt.
1
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
praten Natascha […] de hele tijd over haar skeelertocht van vorige week.
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
praten
Natascha […] de hele tijd over haar skeelertocht van vorige week.
1
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
verstoppen Op eerste paasdag […] mijn ouders altijd chocolade-eitjes in de
tuin.
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
verstoppen
Op eerste paasdag […] mijn ouders altijd chocolade-eitjes in de
tuin.
1
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
reizen Luc […] naar Italië om een vriend te bezoeken.
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
reizen
Luc […] naar Italië om een vriend te bezoeken.
1
Noteer de werkwoorden in de juiste vorm in de verleden tijd.melken De geitenboer […] de kudde geiten.
Noteer de werkwoorden in de juiste vorm in de verleden tijd.
melken
De geitenboer […] de kudde geiten.
1
Noteer de werkwoorden in de juiste vorm in de verleden tijd.sluipen Voorzichtig […] de twee leerlingen langs de conciërge.
Noteer de werkwoorden in de juiste vorm in de verleden tijd.
sluipen
Voorzichtig […] de twee leerlingen langs de conciërge.
1
Noteer de werkwoorden in de juiste vorm in de verleden tijd.kijken Sasha […] uit het raam om te zien waar die harde klap vandaan
kwam.
Noteer de werkwoorden in de juiste vorm in de verleden tijd.
kijken
Sasha […] uit het raam om te zien waar die harde klap vandaan
kwam.
1
Noteer de werkwoorden in de juiste vorm in de verleden tijd.vinden Na lang zoeken (vinden) de politie de gestolen tas in de bosjes.
Noteer de werkwoorden in de juiste vorm in de verleden tijd.
vinden
Na lang zoeken (vinden) de politie de gestolen tas in de bosjes.