Je bent gestart met hoofdstuk elektriciteit, paragraaf 6.1 en 6.4 geven informatie over spanning en stroomsterkte. Deze kun je gerust nog eens doorlezen in je tekstboek, maar de toegevoegde filmpjes geven je een heleboel informatie!
De les zal telkens bestaan uit een stukje uitleg d.m.v. een filmpje met een uitleg. Gevolgd door wat opdrachten om je kennis te testen.
Spanning (herhaling vorige les)
Start met de uitleg over spanning en werk daarna de opdrachten hieronder uit.
1 point
1
Question 1
1.
Welke spanning leveren de combinaties van 1,5 volt-batterijen in de eerste rij?
1 point
1
Question 2
2.
Welke spanning leveren de combinaties van 1,5 volt-batterijen in de tweede rij?
Eerder zagen jullie dat een voorwaarde voor het stromen is dat de stroomkring gesloten moet zijn.
Dit betekend dat: wanneer niet alle draden aansluiten op de contactpunten van een lampje of batterij de lading niet kan bewegen.
Wanneer de lading beweegt hebben we stroom.
We kunnen kijken hoe krachtig (sterk) deze stroom beweegt. We kijken dan naar de stroomsterkte.
Stroomsterkte
Start met de uitleg over stroomsterkte en werk daarna de opdrachten hieronder uit.
1 point
1
Question 3
3.
Kijk naar de afbeelding
Stel dat alle lampjes branden. Welke lampjes gaan ook uit als je lampje 1 losdraait?
1 point
1
Question 4
4.
Kijk naar de afbeelding
Stel dat alle lampjes branden. Welke lampjes gaan ook uit als je lampje 3 losdraait?
1 point
1
Question 5
5.
Kijk naar de afbeelding
Stel dat alle lampjes branden. Welke lampjes gaan ook uit als je lampje 4 losdraait?
1 point
1
Question 6
6.
Alle lampjes zijn gelijk en branden.
Hoe groot is de spanning over het middelste lampje?
1 point
1
Question 7
7.
Alle lampjes zijn gelijk en branden.
Hoe groot is de stroomsterkte over het middelste lampje?
We kunnen kijken hoe krachtig (sterk) deze stroom beweegt. We kijken dan naar de stroomsterkte.
Daarnaast kunnen we kijken hoeveel energie de stroom (deeltjes in de stroom) met zich meenemen of afgeven. We kijken dan naar de spanning.
Stoomsterke en spanning kunnen we meten.
Start met de uitleg over het meten van stroom en spanning. En werk daarna de opdrachten hieronder uit.
1 point
1
Question 8
8.
De spanningsmeter wordt altijd parallel aangesloten.
1 point
1
Question 9
9.
Een lampje is aangesloten op een spanningsbron.
In welke van de vier schakelingen wordt de spanning correct gemeten?
1 point
1
Question 10
10.
Een lampje is aangesloten op een spanningsbron.
In welke van de vier schakelingen wordt de stroomsterkte correct gemeten?
1 point
1
Question 11
11.
In het schakelschema zijn alle lampjes aan elkaar gelijk. Alle lampjes branden. Door lampje 1 loopt een stroom van 0,6 A. Hoe groot is de stroomsterkte door lampje 2?
1 point
1
Question 12
12.
Kijk nogmaals naar bovenstaande plaatje van vraag 11, wat is de stroomsterkte door lampje 4?
1 point
1
Question 13
13.
Je hebt 4 gelijke batterijen van 1,5 V en 3 gelijke lampjes.
De batterijen worden in serie met elkaar geschakeld (minpolen tegen pluspolen).
De lampjes worden ook in serie met elkaar geschakeld en aangesloten op de 4 batterijen. Bereken de spanning over één lampje. Laat je berekening zien.