Eindtoets V4 Hoofdstuk 8

Last updated over 5 years ago
21 questions
Note from the author:
Van EM voor TB
Beste leerlingen,

Deze toets bestaat uit 20 vragen en 1 bonus vraag. Het totaal aantal punten dat je kunt halen is 41 ex bonus (2).
Bij elke vraag staat aangegeven hoeveel punten die waard is.

De volgende regels gelden tijdens het maken van je toets;
- Je laat aan de docent zien dat je buro leeg is op de zaken na die je nodig hebt.
- Je laat zien dat je je telefoon op ruime afstand van je buro hebt neergelegd.
- Je gezicht blijft tijdens de toets volledig in beeld (dus geen plafon in beeld)
- Je laat je microfoon aan tijdens de toets.
- Je stelt alleen vragen via de chat.
- Aan het einde van de toets submit je je toets en geeft aan dat je klaar bent. Na akkoord van de docent mag je vertrekken.

Veel succes.

Benodigdheden:
Binas
Rekenmachine
Kladblaadje
Pen/potlood.
1

Wat kun je zeggen over de pH van een zure oplossing?

1

Wat gebeurt er met de kleur van lakmoespapier als je er een beetje van een zure oplossing op doet?

1

Leg uit of de pH van een basische oplossing hoger of lager wordt als je deze verdunt met water

2

Wat gebeurt er met de pH als je de concentratie van een zure oplossing met een factor tien verdunt (het volume dus tien keer zo groot maakt)

Waterstofchloride
1

Je krijgt een oplossing van het zuur waterstofchloride in water. De pH van deze oplossing is ongeveer 2,0.

A. Wat is de kleur van de indicator dimethylgeel als deze aan de oplossing wordt toegevoegd?

2

Je verdunt langzaam de oplossing van het zuur, waaraan wat dimethylgeel is toegevoegd. Je ziet de oorspronkelijke kleur eerst veranderen in ... (1) en dan in ... (2).

B. Op de puntjes in de zin hierboven horen twee kleuren te staan. Welke kleuren zijn dit?
Noteer je antwoord als: (1) =... (2) = ...

2

Het sterke zuur waterstofjodide is gasvormig bij kamertemperatuur. Geef de reactievergelijking van de reactie die optreedt als waterstofjodide in water wordt opgelost. Geef ook de toestandsaanduidingen.

2

Het zwakke zuur waterstofsulfide (H2S) is gasvormig bij kamertemperatuur. Geef de reactievergelijking van de reactie die optreedt als waterstofsulfide in water wordt opgelost. Geef ook de toestandsaanduidingen.

2

Joost lost 2,0 mol van een sterk zuur op in 1,0 L water.
Ivor lost 2,0 mol van een zwak zuur op in 1,0 L water.
Leg uit welke oplossing de elektrische stroom het beste geleidt.

Benzoëzuur en fenol
1

De stof benzoëzuur is een witte vaste stof. De stof wordt wel gebruikt als conserveermiddel en is ook wel bekend onder het E-nummer E210. De molaire massa van deze stof is 122,13 g mol−1.

De stof fenol is ook een zuur. Het is een kleurloze vaste stof met een laag smeltpunt.
De molaire massa van deze stof is 94,11 g mol−1.
Fenol is een zwakker zuur dan benzoëzuur.

Benzoëzuur en fenol zijn triviale namen.
A. Geef van beide stoffen de systematische naam.

3

Geef de reactievergelijking van de reactie die optreedt als benzoëzuur in water wordt opgelost.
B. Gebruik structuurformules voor de koolstofverbindingen.

3

Bereken de pH van een oplossing van 0,44 g salpeterzuur in 50 mL water.

6

Bereken de pH van een oplossing van 1,0 gram azijnzuur (CH3COOH) in 100 mL water.
Laat je tussenstappen zien.

Een onbekend zwak zuur.
2

Geertruida heeft een oplossing van een onbekend zwak zuur. Ze moet achterhalen welk zuur het is.
Ze krijgt de volgende gegevens:
De concentratie van HZ is bij oplossen 0,0245 mol/L en de pH van de oplossing is na oplossen 2,000.
Voor het gemak gebruiken we als formule voor het zuur HZ.

A. Geef de vergelijking van de reactie die optreedt als het zuur HZ in water oplost. Geef ook de toestandsaanduiding.

3

B. Bereken de Kz van het zuur.

1

C. Welk zuur is het (binas)? Geef de naam.

Een bruistablet
2

Een bruistablet kan onder meer het zwakke zuur acetylsalicylzuur (HAz) bevatten.

A. Geef de vergelijking van de reactie als HAz wordt opgelost in water.

1

B. Geef de evenwichtsvoorwaarde voor deze oplossing van HAz.

3

Naast acetylsalicylzuur bevat een bruistablet ook natriumwaterstofcarbonaat. Als een Aspro-bruistablet in water wordt gebracht, treedt een reactie op tussen acetylsalicylzuur en het waterstofcarbonaat-ion. Hierbij ontstaat onder andere het zuurrestion van acetylsalicylzuur (Az−) en koolstofdioxide.
De pH van de ontstane oplossing is na afloop van de gasontwikkeling 5,00.
In deze oplossing zijn vrijwel alle HAz-moleculen omgezet in Az−-ionen. Dat blijkt uit de verhouding van de concentraties van acetylsalicylzuurmoleculen en de zuurrestionen.
Hoewel je de [HAz] en de [Az−] niet kent kun je toch met de evenwichtsvoorwaarde uit vraag B, de verhouding berekenen van het zuur en het ion.

C. Laat door een berekening van de verhouding tussen de concentraties van acetylsalicylzuurmoleculen en de zuurrestionen in deze oplossing zien dat vrijwel alle HAz is omgezet in Az−.

Noteer deze verhouding als [Az-]/[HAz]
Gebruik voor Kz van HAz de waarde 3,0⋅10−4.

2

Acetylsalicylzuur is niet het enige zuur in bruistabletten. In Aspro-bruistabletten komt ook citroenzuur voor. Acetylsalicylzuur is een eenwaardig zuur en citroenzuur een driewaardig zuur. Wanneer de gasontwikkeling ophoudt, hebben niet alle citroenzuurmoleculen hun drie beschikbare H+-ionen afgestaan.
Een Aspro-bruistablet bevat 2,77 mmol acetylsalicylzuur, 4,50 mmol citroenzuur en 10,50 mmol natriumwaterstofcarbonaat.
Acetylsalicylzuur reageert in een molverhouding van 1 : 1 met natriumwaterstofcarbonaat en citroenzuur reageert in een molverhouding van 1 : 3 met natriumwaterstofcarbonaat.

D. Bereken hoeveel mg acetylsalicylzuur een Aspro-bruistablet bevat.
De molaire massa van acetylsalicylzuur is 180,2 g mol−1.

2

BONUS

E. Bereken hoeveel mmol H+-ionen van de citroenzuurmoleculen nog niet heeft gereageerd als de gasontwikkeling die optreedt, nadat een Aspro-bruistablet in water is gebracht, is afgelopen.
Ga er bij de berekening vanuit dat al het acetylsalicylzuur en al het natriumwaterstofcarbonaat heeft gereageerd