Formatieve TOETS klas 3 stof
By mevr Swart
starstarstarstarstarstarstarstarstarstar
Last updated over 4 years ago
32 Questions
1
1.
Zand en zout zijn allebei vaste stoffen. Een eigenschap op macroniveau van zout is dat het goed in water oplost. Zand daarentegen lost niet op in water. Noem nog een eigenschap op macroniveau waarin zand en zout van elkaar verschillen.
Zand en zout zijn allebei vaste stoffen. Een eigenschap op macroniveau van zout is dat het goed in water oplost. Zand daarentegen lost niet op in water.
Noem nog een eigenschap op macroniveau waarin zand en zout van elkaar verschillen.
1
2.
Aan het mengsel zand/zout kun je water toevoegen. Hierdoor lost het zout op. Wanneer je dit mengsel filtreert, houd je een residu en een filtraat over. Laat met een tekening zien hoe je denkt dat het filtraat er op microniveau uitziet. (teken dit in je schrift en maak een foto om hieronder te uploaden.
Aan het mengsel zand/zout kun je water toevoegen. Hierdoor lost het zout op. Wanneer je dit mengsel filtreert, houd je een residu en een filtraat over. Laat met een tekening zien hoe je denkt dat het filtraat er op microniveau uitziet. (teken dit in je schrift en maak een foto om hieronder te uploaden.
1
3.
Bij het mengen van wasbenzine en water ontstaat een tweelagensysteem. Maak een model van dit tweelagensysteem op microniveau en maak hierin duidelijk onderscheid tussen de twee stoffen. (ook hier tekenen in je schrift en foto uploaden)
Bij het mengen van wasbenzine en water ontstaat een tweelagensysteem. Maak een model van dit tweelagensysteem op microniveau en maak hierin duidelijk onderscheid tussen de twee stoffen. (ook hier tekenen in je schrift en foto uploaden)
1
4.
Hieronder zijn vier elementen genoemd. Leg met behulp van het periodiek systeem uit welke van onderstaande elementen niet in het rijtje thuis hoort.*Broom*koolstof*mangaan*zwavel
Hieronder zijn vier elementen genoemd. Leg met behulp van het periodiek systeem uit welke van onderstaande elementen niet in het rijtje thuis hoort.
*Broom
*koolstof
*mangaan
*zwavel
1
5.
Wat is het verschil tussen en mengsel en een zuivere stof?
Wat is het verschil tussen en mengsel en een zuivere stof?
1
6.
Wat is het verschil tussen een verbinding en een element?
Wat is het verschil tussen een verbinding en een element?
1
7.
In deze opdracht probeer je om een idee te krijgen over de grootte van een watermolecuul. In 18 mL water bevinden zich 6,02.1023 moleculen. Een druppel water komt overeen met 0,05 mL. Hoeveel moleculen water zitter er in één druppel?
In deze opdracht probeer je om een idee te krijgen over de grootte van een watermolecuul. In 18 mL water bevinden zich 6,02.1023 moleculen.
Een druppel water komt overeen met 0,05 mL.
Hoeveel moleculen water zitter er in één druppel?
1
8.
In deze opdracht probeer je om een idee te krijgen over de grootte van een watermolecuul. In 18 mL water bevinden zich 6,02.1023 moleculen. Een druppel water komt overeen met 0,05 mL. Hoeveel moleculen water zitter er in één druppel?
In deze opdracht probeer je om een idee te krijgen over de grootte van een watermolecuul. In 18 mL water bevinden zich 6,02.1023 moleculen.
Een druppel water komt overeen met 0,05 mL.
Hoeveel moleculen water zitter er in één druppel?
1
9.
Cafeine heeft de formule C8H10N4O2a. Leg aan de hand van dit voorbeeld uit wat je onder de index getallen verstaat. b. Uit hoeveel atomen bestaat één molecuul cafeine
Cafeine heeft de formule C8H10N4O2
a. Leg aan de hand van dit voorbeeld uit wat je onder de index getallen verstaat.
b. Uit hoeveel atomen bestaat één molecuul cafeine
1
10.
Geef de formule van de volgende stoffen:a) koolstofdioxideb) ammoniakc) ethanold) zwavelzuur
Geef de formule van de volgende stoffen:
a) koolstofdioxide
b) ammoniak
c) ethanol
d) zwavelzuur
1
11.
Koolstofdioxide is een gas dat een auto tijdens het rijden uitstoot. Koolstofdioxide bestaat uit één koolstofatoom en twee zuurstofatomen. Van een bepaald type auto is bekend dat deze 210 g koolstofdioxide per gereden kilometer uitstoot. a. Bereken de molecuulmassa van een koolstofdioxidemolecuul in u.b. Bereken de molecuulmassa van een koolstofdioxidemolecuul in gram.c. Bereken het aantal koolstofdioxide moleculen in 210 g koolstofdioxide .
Koolstofdioxide is een gas dat een auto tijdens het rijden uitstoot. Koolstofdioxide bestaat uit één koolstofatoom en twee zuurstofatomen. Van een bepaald type auto is bekend dat deze 210 g koolstofdioxide per gereden kilometer uitstoot.
a. Bereken de molecuulmassa van een koolstofdioxidemolecuul in u.
b. Bereken de molecuulmassa van een koolstofdioxidemolecuul in gram.
c. Bereken het aantal koolstofdioxide moleculen in 210 g koolstofdioxide .
1
12.
Hoe heten de positief geladen kerndeeltjes?
Hoe heten de positief geladen kerndeeltjes?
1
13.
Leg m.b.v. het periodiek systeem uit hoeveel protonen en hoeveel elektronen het deetje magnesium bevat.
Leg m.b.v. het periodiek systeem uit hoeveel protonen en hoeveel elektronen het deetje magnesium bevat.
1
14.
Hierboven staat een atoom volgens het atoommodel van Bohr weergegeven. Welk atoomsoort is hier weergegeven?
Hierboven staat een atoom volgens het atoommodel van Bohr weergegeven. Welk atoomsoort is hier weergegeven?
6
15.
Neem de onderstaande tabel over in je schrift en vul de ontbrekende gegevens in.Gebruik hierbij het periodiek systeem. Controleer bij vraag 16 je antwoord!
Neem de onderstaande tabel over in je schrift en vul de ontbrekende gegevens in.
Gebruik hierbij het periodiek systeem. Controleer bij vraag 16 je antwoord!
0
16.
Hoeveel antwoorden had je bij vraag 15 fout?
Hoeveel antwoorden had je bij vraag 15 fout?
1
17.
Scheikundigen gebruiken het molecuulmodel en het atoommodel bij het begrijpen of voorspellen van waarnemingen van stoffen.Leg uit wat het verschil is tussen het molecuulmodel en het atoommodel.
Scheikundigen gebruiken het molecuulmodel en het atoommodel bij het begrijpen of voorspellen van waarnemingen van stoffen.
Leg uit wat het verschil is tussen het molecuulmodel en het atoommodel.
1
18.
Wat zijn isotopen?
Wat zijn isotopen?
1
19.
Leg uit bij welke van de onderstaande processen een chemische reactie optreedt.
Leg uit bij welke van de onderstaande processen een chemische reactie optreedt.
1
20.
Energie-effecten (endotherm en exotherm) Het smelten van kaarsvet is een exotherm proces.
Energie-effecten (endotherm en exotherm)
Het smelten van kaarsvet is een exotherm proces.
1
21.
Het condenseren van water is een exotherm proces
Het condenseren van water is een exotherm proces
1
22.
Waterstofperoxide, H2O2(l), kan ontleden in water en zuurstof. Bij deze reactie komt warmte vrij. Mirte en Koen voegen 2 gram kaliumjodide aan de reactie toe. Ze hadden op een scheikundewebsite gelezen dat bij toevoegen van kaliumjodide de reactiesnelheid sterk toeneemt.a. Geef de reactievergelijking van de ontleding van waterstofperoxide.b. Leg uit op welke twee manieren Mirte en Koen de reactiesnelheid van dezeontleding kunnen bepalen.c. . Leg uit hoe Koen en Mirte kunnen aantonen dat kaliumjodide als katalysator in de reactie optreedt.
Waterstofperoxide, H2O2(l), kan ontleden in water en zuurstof. Bij deze reactie komt warmte vrij. Mirte en Koen voegen 2 gram kaliumjodide aan de reactie toe. Ze hadden op een scheikundewebsite gelezen dat bij toevoegen van kaliumjodide de reactiesnelheid sterk toeneemt.
a. Geef de reactievergelijking van de ontleding van waterstofperoxide.
b. Leg uit op welke twee manieren Mirte en Koen de reactiesnelheid van deze
ontleding kunnen bepalen.
c. . Leg uit hoe Koen en Mirte kunnen aantonen dat kaliumjodide als katalysator in de reactie optreedt.
1
23.
Anne moet met een proef aantonen dat de reactiesnelheid afhangt van verschillende factoren. Ze maakt een werkplan voor proeven met de reactie tussen magnesium en een zwavelzuuroplossing. Er ontstaat onder andere waterstofgas. Ze stelt een tabel op over de proeven A, B, C en D die ze wil doen. Bij al deze proeven is zwavelzuur in overmaat aanwezig.a. Geef vier van de vijf factoren die invloed hebben op de reactiesnelheid.
De leraar van Anne is het niet eens met het werkplan van Anne. Hij zegt dat Anne volgens haar werkplan geen betrouwbare conclusie kan trekken.
b. Leg uit met m.b.v. de factoren die van invloed zijn op de reactiesnelheid in welke van de vier proeven Anne de grootste reactiesnelheid mag verwachten.
Anne moet met een proef aantonen dat de reactiesnelheid afhangt van verschillende factoren. Ze maakt een werkplan voor proeven met de reactie tussen magnesium en een zwavelzuuroplossing. Er ontstaat onder andere waterstofgas. Ze stelt een tabel op over de proeven A, B, C en D die ze wil doen. Bij al deze proeven is zwavelzuur in overmaat aanwezig.
a. Geef vier van de vijf factoren die invloed hebben op de reactiesnelheid.
De leraar van Anne is het niet eens met het werkplan van Anne. Hij zegt dat Anne volgens haar werkplan geen betrouwbare conclusie kan trekken.
b. Leg uit met m.b.v. de factoren die van invloed zijn op de reactiesnelheid in welke van de vier proeven Anne de grootste reactiesnelheid mag verwachten.
1
24.
Wat is het verschil tussen een reactieschema en een reactievergelijking?
Wat is het verschil tussen een reactieschema en een reactievergelijking?
1
25.
De airbus A380 is het grootste passagiersvliegtuig ter wereld. De brandstof voor dit vliegtuig is kerosine. Kerosine heeft als molecuulformule C15H32. Het vliegtuig kan maximaal 248 ton kerosine meenemen.De vergelijking van de volledige verbranding van Kerosine staat hieronder. Eén coëfficiënt ontbreekt.C15H32 + …. O2 --> 15 CO2 + 16 H2OUit onderzoek blijkt dat de massa verhouding tussen : O2: CO2 : H2O bij deze reactie 30,5 : 27,5 : 12 is.
a. Neem de reactievergelijking over en vul de ontbrekende coëfficiënt in.b. Bereken hoeveel ton koolstofdioxide ontstaat bij de volledige verbranding van 248ton kerosine.
De airbus A380 is het grootste passagiersvliegtuig ter wereld. De brandstof voor dit vliegtuig is kerosine. Kerosine heeft als molecuulformule C15H32. Het vliegtuig kan maximaal 248 ton kerosine meenemen.
De vergelijking van de volledige verbranding van Kerosine staat hieronder. Eén coëfficiënt ontbreekt.
C15H32 + …. O2 --> 15 CO2 + 16 H2O
Uit onderzoek blijkt dat de massa verhouding tussen : O2: CO2 : H2O bij deze reactie 30,5 : 27,5 : 12 is.
a. Neem de reactievergelijking over en vul de ontbrekende coëfficiënt in.
b. Bereken hoeveel ton koolstofdioxide ontstaat bij de volledige verbranding van 248
ton kerosine.
1
26.
Salpeterzuur (HNO3(l)) is een belangrijke grondstof in de chemische industrie. Jaarlijks wordt hiervan 8 miljoen ton gemaakt. Salpeterzuur wordt gebruikt bij de productie van kunstmest en explosieven. Salpeterzuur wordt gemaakt uit ammoniak. De reactie verloopt in drie stappen:
In stap 1 reageert ammoniak met zuurstof. Er ontstaat een mengsel van stikstofmonooxide en water.
In stap 2 reageert stikstofmonooxide met zuurstof tot stikstofdioxide.
In stap 3 reageert stikstofdioxide met water. Hierbij ontstaat salpeterzuur en stikstofmonooxide.
Geef de reactievergelijking van de reactie in stap 1.
Salpeterzuur (HNO3(l)) is een belangrijke grondstof in de chemische industrie. Jaarlijks wordt hiervan 8 miljoen ton gemaakt. Salpeterzuur wordt gebruikt bij de productie van kunstmest en explosieven. Salpeterzuur wordt gemaakt uit ammoniak. De reactie verloopt in drie stappen:
In stap 1 reageert ammoniak met zuurstof. Er ontstaat een mengsel van stikstofmonooxide en water.
In stap 2 reageert stikstofmonooxide met zuurstof tot stikstofdioxide.
In stap 3 reageert stikstofdioxide met water. Hierbij ontstaat salpeterzuur en stikstofmonooxide.
Geef de reactievergelijking van de reactie in stap 1.
1
27.
Salpeterzuur (HNO3(l)) is een belangrijke grondstof in de chemische industrie. Jaarlijks wordt hiervan 8 miljoen ton gemaakt. Salpeterzuur wordt gebruikt bij de productie van kunstmest en explosieven. Salpeterzuur wordt gemaakt uit ammoniak. De reactie verloopt in drie stappen:
In stap 1 reageert ammoniak met zuurstof. Er ontstaat een mengsel van stikstofmonooxide en water.
In stap 2 reageert stikstofmonooxide met zuurstof tot stikstofdioxide.
In stap 3 reageert stikstofdioxide met water. Hierbij ontstaat salpeterzuur en stikstofmonooxide.
Geef de reactievergelijking van de reactie in stap 2.
Salpeterzuur (HNO3(l)) is een belangrijke grondstof in de chemische industrie. Jaarlijks wordt hiervan 8 miljoen ton gemaakt. Salpeterzuur wordt gebruikt bij de productie van kunstmest en explosieven. Salpeterzuur wordt gemaakt uit ammoniak. De reactie verloopt in drie stappen:
In stap 1 reageert ammoniak met zuurstof. Er ontstaat een mengsel van stikstofmonooxide en water.
In stap 2 reageert stikstofmonooxide met zuurstof tot stikstofdioxide.
In stap 3 reageert stikstofdioxide met water. Hierbij ontstaat salpeterzuur en stikstofmonooxide.
Geef de reactievergelijking van de reactie in stap 2.
1
28.
Salpeterzuur (HNO3(l)) is een belangrijke grondstof in de chemische industrie. Jaarlijks wordt hiervan 8 miljoen ton gemaakt. Salpeterzuur wordt gebruikt bij de productie van kunstmest en explosieven. Salpeterzuur wordt gemaakt uit ammoniak. De reactie verloopt in drie stappen:
In stap 1 reageert ammoniak met zuurstof. Er ontstaat een mengsel van stikstofmonooxide en water.
In stap 2 reageert stikstofmonooxide met zuurstof tot stikstofdioxide.
In stap 3 reageert stikstofdioxide met water. Hierbij ontstaat salpeterzuur en stikstofmonooxide.
Geef de reactievergelijking van de reactie in stap 3.
Salpeterzuur (HNO3(l)) is een belangrijke grondstof in de chemische industrie. Jaarlijks wordt hiervan 8 miljoen ton gemaakt. Salpeterzuur wordt gebruikt bij de productie van kunstmest en explosieven. Salpeterzuur wordt gemaakt uit ammoniak. De reactie verloopt in drie stappen:
In stap 1 reageert ammoniak met zuurstof. Er ontstaat een mengsel van stikstofmonooxide en water.
In stap 2 reageert stikstofmonooxide met zuurstof tot stikstofdioxide.
In stap 3 reageert stikstofdioxide met water. Hierbij ontstaat salpeterzuur en stikstofmonooxide.
Geef de reactievergelijking van de reactie in stap 3.
1
29.
Auto’s en bussen gebruiken als brandstof meestal benzine, C8H18(l) of diesel, C15H32(l).Geef de kloppende reactievergelijking voor de volledige verbranding van benzine.
Auto’s en bussen gebruiken als brandstof meestal benzine, C8H18(l) of diesel, C15H32(l).
Geef de kloppende reactievergelijking voor de volledige verbranding van benzine.
1
30.
Geef de naam van de volgende stoffen:a. P2O3b. Al2O3c. CuOd. NO2
Geef de naam van de volgende stoffen:
a. P2O3
b. Al2O3
c. CuO
d. NO2
1
31.
ReagentiaNanne leidt lucht door kalkwater tot het troebel wordt. Welke stof uit de lucht veroorzaakt het troebel worden?
Reagentia
Nanne leidt lucht door kalkwater tot het troebel wordt. Welke stof uit de lucht veroorzaakt het troebel worden?
1
32.
Voor de verbranding van propaangas mpet voldoende zuurstof aanwezig zijn. Lucht bestaat voor ongeveer 22 massa-% uit zuurstof. De formule voor propaangas is C3H8a. Geef de reactievergelijkin voor de volledige verbranding van propaangasb. Bereken hoeveel gram zuurstof nodig is voor de verbranding van 125 g propaangas.c. Hoeveel gram lucht is er voor deze verbranding nodig?d. De dichtheid van lucht is 1,29 kg/m3. Hoeveel liter lucht heb je minimaal nodig voor de volledige verbranding?
Voor de verbranding van propaangas mpet voldoende zuurstof aanwezig zijn. Lucht bestaat voor ongeveer 22 massa-% uit zuurstof. De formule voor propaangas is C3H8
a. Geef de reactievergelijkin voor de volledige verbranding van propaangas
b. Bereken hoeveel gram zuurstof nodig is voor de verbranding van 125 g propaangas.
c. Hoeveel gram lucht is er voor deze verbranding nodig?
d. De dichtheid van lucht is 1,29 kg/m3. Hoeveel liter lucht heb je minimaal nodig voor de volledige verbranding?