Formatieve toets H4 en H5 3GT

Last updated almost 5 years ago
12 questions
Beste leerlingen van klas 3,

Omdat we nu weer thuis zitten en we toch een toets over H4 en H5 willen afnemen gaan we dit digitaal doen.
De toets bestaat uit meerkeuzevragen en vragen waar je zelf een antwoord moet opschrijven.
Geef je antwoord zo duidelijk en uitgebreid mogelijk en schrijf ook alle berekeningen op die je gedaan hebt.

Maak je bij de berekening een tabel, doe dit dan op kladpapier en schrijf in deze toets de rekensom die je gebruikt om het antwoord in de tabel te berekenen.

Veel succes!!
Valse biljetten
De volgende opgaven gaan over de tabel hieronder. In deze tabel kun je aflezen hoe de aantallen in beslag genomen vervalsingen in het jaar 2006 zijn verdeeld over de verschillende biljetten in Nederland en Europa.
In 2006 zijn er in Nederland in totaal 20 745 valse eurobiljetten in beslag genomen.

2

Bereken hoeveel valse biljetten van € 50 er in 2006 in Nederland in beslag zijn genomen.
Laat ook je berekening zien.

3

In totaal werden in 2006 in heel Europa 565 100 valse eurobiljetten in beslag genomen.
Dat is minder dan in 2005 toen 579 000 valse eurobiljetten in beslag werden genomen.

Bereken met hoeveel procent het aantal in heel Europa in beslag genomen valse eurobiljetten in
2006 is gedaald in vergelijking met 2005. Schrijf je berekening op.

1

Thomas denkt dat de tabel niet kan kloppen. Hij zegt: “In de tabel staat dat er in 2006 in Nederland meer biljetten van € 50 in beslag zijn genomen dan in heel Europa, en dat is natuurlijk onmogelijk”. Leg uit of Thomas gelijk heeft.

4

Er zijn in 2006 in heel Europa 565 100 valse eurobiljetten in beslag genomen, dat is een groot bedrag.
Bereken voor hoeveel euro aan € 20 en € 50 biljetten er totaal in 2006 in heel Europa in beslag is genomen.
De tabel hieronder is nog steeds dezelfde. Schrijf je berekening op.

2

In totaal werden er in 2006 in heel Europa 565 100 valse eurobiljetten in beslag genomen. Toch is dit slechts een heel klein percentage van het totale aantal van 11,4 miljard eurobiljetten dat in 2006 in Europa in omloop was. Bereken in drie decimalen hoeveel procent dit was.

Spaarrekening
De volgende vragen gaan over Mirjam.
Mirjam heeft in 2015 een bedrag op haar spaarrekening gezet tegen 3,5% rente (dit krijgt ze er ieder jaar bij). Zij liet de rente elk jaar op haar spaarrekening bijschrijven. In 2018 stond er € 416,- op haar spaarrekening.
1

Welke factor hoort bij 3,5 % rente

2

Bereken het bedrag dat in 2017 op haar spaarrekening stond. Schrijf je berekening op.

2

Bereken het bedrag dat zij in 2015 heeft vastgezet op haar spaarrekening. Schrijf je berekening op.

4

Vanaf 2018 krijgt Mirjam 3 % rente.
Bereken in welk jaar zij voor het eerst meer dan € 525,- op haar spaarrekening heeft staan.
Schrijf je berekening op.

Kinderbijslag
Ouders en verzorgers ontvangen van de overheid elk kwartaal kinderbijslag voor hun thuiswonende kinderen, zie de tabel hieronder voor informatie. In de tabel staat het bedrag dat ouders krijgen per kwartaal (= 3 maanden).

3

Bereken hoeveel de overheid elk kwartaal uitkeert aan de ouders van kinderen van 0 tot en met 5 jaar.
Schrijf je berekening op en schrijf je antwoord in de wetenschappelijke notatie.
Rond het eerste getal af op één decimaal.

5

Bereken hoeveel kinderbijslag de overheid in 2018 minder uitkeert aan ouders met kinderen van 12 tot en met 17 jaar dan aan ouders met kinderen van 0 tot en met 11 jaar.
Schrijf je antwoord in de wetenschappelijke notatie. Rond het eerste getal af op één decimaal.
Schrijf ook weer je berekening op.

Zolderkamer
Frank heeft een schets gemaakt van een muur met een kast van zijn zolderkamer, zie hiernaast. De kamer is 264 cm breed en 260 cm hoog.


3

In de kamer moet een kast komen met een breedte van 66 cm, zie de tekening hierboven.
Bereken de maximale hoogte van de kast (= BE).
Schrijf je berekening duidelijk op.