1Ga - Trede 3 gram + zinnen toets

Last updated almost 5 years ago
39 questions
Trede 3: grammatica en zinnen
- avoir, être, faire, ER werkwoorden
- ontkenning
- bijvoeglijk naamwoord
- zinnen over hobbies en andere mensen
1

A1 Vul de juiste vorm in van het werkwoord ETRE: Vous _______________

1

A1 Vul de juiste vorm in van het werkwoord ETRE: Mathilde _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord ETRE: Les parents _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord AVOIR: Elles _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord AVOIR: Paul _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord AVOIR: La soeur _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord FAIRE: On _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord FAIRE: Vous _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord FAIRE: Tu _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord FAIRE: Nous _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord FAIRE: Félix et Marie _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord FAIRE: Ma grand-mère _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord ÉCOUTER: Nous _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord REGARDER: Tu _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord DONNER: Je _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord TRAVAILLER: Elle _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord RÉPÉTER: Jean et Luc _______________

1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord MANGER: Les chats _______________

1

DE regel: Leg uit hoe je een regelmatig werkwoord op ER vervoegd. (gebruik de woorden "stam" en "uitgang")

1

Maak de zin ontkennend (gebruik ne...pas): Le cours de gym commence à onze heures. (typ de volledige zin inclusief ontkenning)

1

Maak de zin ontkennend (gebruik ne...pas): Je déteste la gym. (typ de volledige zin inclusief ontkenning)

1

Maak de zin ontkennend (gebruik ne...pas): Pierre et Lea aiment l'anglais. (typ de volledige zin inclusief ontkenning)

1

Maak de zin ontkennend (gebruik ne...pas): Le prof est sympa. (typ de volledige zin inclusief ontkenning)

1

Maak de zin ontkennend (gebruik ne...pas): Nous rentrons à cinq heures. (typ de volledige zin inclusief ontkenning)

1

DE regel: Leg uit wat er gebeurt met "un, une, des" na een ontkenning (ne...pas).

1

Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord: Sophie est ...

1

Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord: David est ...

1

Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord: Pierre est ...

1

Zet het bijvoeglijk naamwoord (tussen haakjes) in de juiste vorm: Victoria est ... (beau)

1

Zet het bijvoeglijk naamwoord (tussen haakjes) in de juiste vorm: Alice est ... (gai)

1

Zet het bijvoeglijk naamwoord (tussen haakjes) in de juiste vorm: David et Paul sont ... (sportif)

1

Vertaal de zin: Max is groot et grappig.

1

Vertaal de zin: Alizee is verliefd en verlegen.

1

Vertaal de zin: Wij zijn boos. (mannelijk meervoud)

1

Vertaal (dus niet antwoorden) de zin: "Hallo. Hoe heet je en waar woon je?"

1

Vertaal (dus niet antwoorden) de zin: "Waar hou jij van?"

1

Vertaal (dus niet antwoorden) de zin: "Mijn hobby is ...." [vul zelf een HOBBY in op de puntjes]

1

Vertaal (dus niet antwoorden) de zin: "Zij doet niet aan ...." [vul zelf een SPORT in op de puntjes]

1

Vertaal (dus niet antwoorden) de zin: "Ik haat ...." [vul zelf IETS in op de puntjes]