GT2 woordsoorten grammatica cloned 6/13/2022

Last updated over 3 years ago
25 questions
Kies het goede antwoord bij de vragen. Er is altijd maar een antwoord juist.
1

Welke woordsoort vervangt een zelfstandig naamwoord en verwijst naar een persoon, dier of ding?

1

Welke woordsoort geeft aan van wie iets is?

1

Wat is geen voornaamwoord?

1

Wat zijn allemaal aanwijzende voornaamwoorden?

1

Heb jij jouw tanden gepoetst? Welk woord is in deze zin het bezittelijk voornaamwoord?

1

Joris heeft zijn fiets aan mij uitgeleend? Welk woord in deze zin is het persoonlijk voornaamwoord?

1

Ik heb jeuk aan mijn neus. Welk woord in deze zin is het bezittelijk voornaamwoord?

1

De derde prijs was voor Bas. Noem de juiste woordsoort van het vetgdrukte woord.

1

Mijn oom heeft een boerderij gekocht. Noem de juiste woordsoort van het vetgdrukte woord.

1

Hij maakt leuke foto's van zijn katten. Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?

1

Wie heeft deze uitleg niet begrepen? Welk woord in deze zin is het aanwijzend voornaamwoord?

1

In deze klas willen de leerlingen goede punten halen. Noem de juiste woordsoort van het vetgdrukte woord.

1

Op de eerste bladzijde vind je veel begrippen die je allemaal moet leren. Wat zijn de telwoorden in deze zin?

1

Het leukste wat je haar kunt geven voor haar verjaardag is een fashioncheque. Noem de juiste woordsoort van het vetgdrukte woord.

1

Met wie ga je het werkstuk maken? Noem de juiste woordsoort van het vetgdrukte woord.

1

Zo'n smartwatch is wel erg duur. Welk woord in deze zin is het bijvoeglijk naamwoord?

1

Voor deze opdracht mogen de leerlingen in de klas op hun mobiele telefoon kijken. Wat zijn in deze zin de voorzetsels?

1

Vandaag is een jongen opgepakt op het station in Eindhoven door de politie. Wat zijn in deze zin de zelfstandige naamwoorden.

1

Waarom geef je jouw fiets niet aan hem? Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in deze zin?

1

Bas gaat met zijn moeder deze zomer naar Spanje. Noem de juiste woordsoort van het vetgedrukte woord.

1

De moeilijkste opgaven staan vaak aan het einde van het hoofdstuk. Noem het bijvoeglijk naamwoord in deze zin.

1

Je hebt beloofd dat je mij zou bellen deze keer. Wat is een aanwijzend voornaamwoord in deze zin?

1

Kun je mij vanmiddag even helpen? Noem de juiste woordsoort van het vetgdrukte woord.

1

In de tweede pauze kopen veel leerlingen een broodje bij de catering. Wat is een telwoord in deze zin?

1

Morgen moet ik bij de tandaarts zijn om een gaatje te laten vullen. Wat is een voorzetsel in deze zin?